Skip to Main Content

PABO-Kennisplein

Overzicht van de leergebieden van het primair onderwijs.

Beeldschets

Beroepshouding 
Je toont een positieve, onderzoekende en veerkrachtige beroepshouding. Je stelt je begeleidbaar op. Je stelt je initiatiefrijk op en je gaat respectvol om met de leerlingen en collega’s op jouw stageschool. Je komt gemaakte afspraken na.  
 

Onderzoekend handelen  
Je hebt je georiënteerd op je toekomstige rol als leerkracht basisonderwijs en laat zien dat je gemotiveerd bent om leerkracht te worden. Je weet feiten, vermoedens en meningen van elkaar te onderscheiden. Je hebt een kritische houding en stelt jezelf vragen. Je bent kritisch ten aanzien van de inhoud van bronnen. Je kan ze beoordelen op betrouwbaarheid en relevantie.  
 

Pedagogisch handelen 
Je kunt je pedagogische omgang met je leerlingen uitleggen en verantwoorden. Je laat in je pedagogisch handelen zien dat je aansluit bij de basisbehoeften van jouw groep. Je bent in staat om een veilig klimaat te scheppen waarbinnen ruimte is om te leren en waarbij je aansluit bij de leefwereld van de groep. Je bent je bewust van verschillen tussen leerlingen.  
 

Vakinhoudelijke expertise en vakdidactisch handelen 
Je gebruikt je basale kennis van theorieën en methodieken op het gebied van de ontwikkeling en opvoeding van kinderen om betekenisvolle lesactiviteiten te ontwerpen. Je onderzoekt vooraf diverse observatie-instrumenten, diverse aspecten van klassenmanagement, groepsdynamica en schoolomgeving om jouw lesontwerp zoveel mogelijk aan te laten sluiten op jouw stagegroep. In je ontwerp laat je verschillende (vak)didactische methodieken en middelen zien waarbij je duidelijk de koppeling maakt naar de leerdoelen voor de leerlingen van jouw groep. Je kunt betekenisvolle speel-en leeractiviteiten ontwerpen in samenspraak met een vakexpert en die onder begeleiding van de mentor uitvoeren. Zo lever jij je aandeel om in het klaslokaal de leerling de wereld te laten ontmoeten. Hiermee bouw je aan je kennis en vaardigheden om wereldgericht te onderwijzen vanuit de Sustainable Development Goals (SDG’s).  
Je stimuleert de leerlingen om vragen te stellen. Je bent vaardig in het hanteren van een aantal leermiddelen, waaronder digitale leermiddelen en je kunt de didactische aanpak ervan verantwoorden.  
 

Professionele en persoonlijke identiteit 
Je neemt verantwoordelijkheid voor je eigen leerproces. Dit doe je door te reflecteren (zowel mondeling als schriftelijk) op jouw rol als leerkracht, jouw visie op onderwijs en je te spiegelen aan andere onderwijsprofessionals. Je hebt een voorlopige visie op kennis en leren ontwikkeld. Je kan met die kennis een koppeling maken tussen de theorie en de praktijk. 
Je laat zien dat je kunt samenwerken met medestudenten, docenten en leerkrachten basisonderwijs. Je bent communicatief vaardig en je bent in staat om sociale media op een correcte manier te gebruiken. 

Curriculum

In de propedeutische fase gaat het om een oriëntatie op het beroep van leerkracht basisonderwijs op de werkplek en op de opleiding. Dit studiejaar bestaat uit twee semesters waarin onderwijs ontwerpen, onderwijs uitvoeren en reflecteren op de uitvoering centraal staan. In deze modules komen diverse vakgebieden aan de orde.  

In semester 1 gaan de studenten aan de slag met Module 1 'Wereldgericht onderwijzen 1'. Deze module bestaat uit leeruitkomst 1.1 Het kindprofiel, waarbij een leerling uit de stagegroep in beeld gebracht wordt. In de leeruitkomsten 1.2 en 1.3 start de student met het ontwerpen van onderwijs en komen de vakken burgerschap, levensbeschouwing, natuur en techniek, Nederlands en rekenen en wiskunde aan bod. Leertheorieën worden hier als generieke onderlegger aangeboden. Leeruitkomst 1.4 betreft het werkplekleren. Leeruitkomst 1.5 is het persoonlijke ontwikkelverhaal, waarin het vak leraar basisonderwijs gekoppeld aan de eigen ontwikkeling wordt onderzocht. 

Semester 2 staat in het teken van module 2 'Basisschool'. Op de opleiding en op de werkplek onderzoeken de studenten 'De gezonde school' in leeruitkomst 2.1. Bij Leeruitkomst 2.2 en 2.3 gaan de studenten onderwijs ontwerpen en uitvoeren en ligt de nadruk op de vakken Engels, aardrijkskunde, geschiedenis, digitale geletterdheid, bewegingsonderwijs en handschrift. Hier zijn klassenmanagement en groepsdynamica de generieke onderleggers. Leeruitkomst 2.4 betreft het werkplekleren. In Leeruitkomst 2.5 en 2.6 ontwikkelen de studenten zichzelf in kennis en kunde van de basisvaardigheden rekenen en taal. 

Werkplekleren

In pabo 1 dient de student tijdens het werkplekleren kennis te maken met de brede beroepspraktijk. Dit betekent dat de student in het eerste jaar in twee verschillende groepen en bij voorkeur in verschillende bouwen ervaringen moet opdoen. Bij aanvang van semester 2 wisselt de student van groep. De student wordt geplaatst in een stamgroep. Daarnaast is er ruimte om 'uitstapjes' te maken naar andere groepen, zodat studenten zich breed kunnen oriënteren en aan de verschillende leeruitkomsten kunnen werken. Voor het werkplekleren zijn per module criteria geformuleerd die de student dient te behalen. 

 

Omvang en ritme

Zie hiervoor de volgende pagina's:

Specifieke jaartaken student 

  • De student stelt diens ontwikkelingsplan op in de OneNote omgeving.
  • De student gaat vanaf week 6 oefenen met het maken van lesvoorbereidingen. Vanaf week 11 is het verplicht om minimaal 1 activiteit per dag voor te breiden met behulp van een lesvoorbereidingsformulier. Op de opleiding vindt een deel van de voorbereiding van de lesactiviteiten plaats. De vakdocent geeft daar feedback op de voorbereiding. De student past aan en vertaalt dit naar de andere onderwijsactiviteiten op de werkplek. 
  • De student schrijft ieder semester een reflectie (hier wordt feedback opgegeven door de instituutsopleider). De student neemt beide reflecties op in het portfolio.  
  • De student legt een portfolio aan in OneNote waarmee de eigen ontwikkeling in beeld wordt gebracht.  
  • Eind semester 2 verwachten we dat de student onder begeleiding van de mentor de verantwoording kan dragen voor de groep gedurende twee aaneengesloten lesactiviteiten en een overgang. Daarbij richt de student het klassenmanagement zo in dat leerlingen zich veilig voelen en uitgedaagd worden om te leren. 

Portfolio

Gedurende het semester legt de student een portfolio aan in OneNote waarin die steeds het ontwikkelingsplan aanpast en de gemaakte lesvoorbereidingsformulieren toevoegt. In Module 1 semester 1 neemt de student in ieder geval vanaf week 11 lesvoorbereidingsformulieren op in het OneNote portfolio. Zichtbaar in het OneNote portfolio zijn de volgende onderdelen: 

  1. Ontwikkelingsplan met persoonlijke doelen. 
  2. De lesvoorbereidingsformulieren die de student gedurende de module heeft gemaakt met een reflectie, feedback en een handtekening van de mentor. Waaronder de lesvoorbereidingen voor de vakken: burgerschap, levensbeschouwing en godsdienst, natuur en techniek, Nederlands en rekenen en wiskunde.
  3. Twee feedbackformulieren werkplek: een ingevuld door de student en een ingevuld door mentor en schoolopleider. 
  4. Een reflectie aan de hand van de koppelkaart. 


In Module 2 in semester 2 neemt de student vanaf het begin van de module alle lesvoorbereidingsformulieren op.

  1. Ontwikkelingsplan met persoonlijke doelen. 
  2. Lesvoorbereidingsformulieren en rijke bewijzen: Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, handschrift, BEO en digitale geletterdheid met refelctie, feedback en handtekening van de mentor. Dit zijn dezelfde rijke bewijzen die ook gepitcht worden in de opleiding. 
  3. Twee feedbackformulier werkplek: een ingevuld door student en een ingevuld door mentor en schoolopleider.
  4. Een reflectie aan de hand van de koppelkaart. 

Beoordelen

Voorafgaand aan de toetsing

  • De instituutsopleider plant in overleg met student en de schoolopleider een moment voor de beoordeling. 
  • Semester 1: Uiterlijk donderdag in lesweek 17 voor 12.00 uur is het portfolio in OneNote compleet.  
  • Semester 2: Uiterlijk donderdag in lesweek 16 voor 12.00 uur is het portfolio in OneNote compleet. 
  • Ingeleverde stukken in het portfolio moeten voldoen aan het taalprotocol. Voldoet dit niet heeft de student 3 dagen hersteltijd. 

 

Toetsopdracht 
De student presenteert in 10 minuten diens voortgang binnen het werkplekleren aan de schoolopleider en instituutsopleider. Uitgangspunten zijn de criteria die staan beschreven in de toetsmatrijs/beoordelingsformulier.   

 

De toetsing

  • De presentatie van de student is vormvrij en duurt maximaal 10 minuten. 
  • Na de presentatie gaan de schoolopleider en instituutsopleider gedurende 20 minuten een ontwikkelingsgericht toetsgesprek aan met de student. 
  • Na afloop van het ontwikkelingsgerichte gesprek verlaat de student de ruimte en wordt de beoordeling opgemaakt. 
  • Na het opmaken van de beoordeling ontvangt de student deze zowel mondeling als op schrift met daarbij de bijbehorende feedback.  

 

Score van de presentatie en het ontwikkelingsgerichte gesprek

  • Alle 5 (1.4) of 7 (2.4) onderdelen van de beeldschets op het beoordelingsformulier worden gescoord. 
    • Score 3 (goed) – De prestatie overstijgt datgene dat van de student is gevraagd. 
    • Score 2 (voldoende) – De prestatie past bij datgene dat van de student is gevraagd. 
    • Score 1 (matig) – De prestatie dekt datgene dat van de student is gevraagd niet helemaal
    • Score 0 (onvoldoende) - De prestatie past niet bij datgene dat van de student is gevraagd. 
  • De beroepshouding moet minimaal voldoende (2) worden gescoord.  
  • De student ontvangt het beoordelingsformulier in het portfolio en het resultaat wordt in de studieinformatiesystemen opgeslagen. 

 

Rollen 
De instituutsopleiders hebben een dubbele rol: ze zijn naast gespreksdeelnemer tevens gespreksleider en bewaken de procedure. Ze borgen dat alle criteria van het boordelingsformulier in het gesprek voldoende aandacht krijgen om ontwikkelingsgerichte feedback te kunnen geven en om tot een beoordeling te kunnen komen.  

Procedure  herkansing 

Indien het werkplekleren als onvoldoende is beoordeeld, heeft de student recht op een herkansing (2e kans) en dient de volgende procedure gevolgd te worden:   

  • Na het opmaken van de beoordeling, krijgt de student te horen welke onderdelen die dient te herkansen. Ook worden er concrete ontwikkelpunten geformuleerd in de feedback op de beeldschets.  
  • Indien de herkansing van het werkplekleren als onvoldoende is beoordeeld, worden de studieadviseur en het stagebureau beiden op de hoogte gesteld door de instituutsopleider. De instituutsopleider gaat in gesprek met team Samen Opleiden om het vervolgtraject te bespreken. Er volgt dan een gesprek op de opleiding over de mogelijkheden voor een vervolgtraject. In overleg wordt het formulier tot besluit van herkansing werkplekleren ingevuld.