Skip to Main Content

Beroepsmatig reflecteren: Verdieping

De ijsberg in beweging

Afbeelding van de lift; bron afbeelding: De onderwijsspiegel

Alle lagen van het IJsbergmodel staan in verbinding met elkaar en het feit wil ook dat elk mens zijn voorkeur heeft voor een bepaalde laag. Zo is de een bijvoorbeeld meer een 'voeler' en de ander meer een 'denker'. Om volledig te reflecteren is het van belang te oefenen met alle lagen.

Korthagen heeft hiervoor de metafoor van de lift gebruikt. Wanneer de lift ergens in het proces stagneert, stagneert het gehele proces. Zo ook bij reflecteren. Sla je het gevoel over, of stagneer je daar, omdat je het lastig vindt, dan zullen de andere onderdelen ook stagneren. 

 

 

Schematische afbeelding van de lift van Korthagen. Bron afbeelding: De onderwijsspiegel

Waarneembaar gedrag

Laten we nog eens teruggaan naar de casus. Wat is er allemaal zichtbaar?

Bij de basis hebben we reeds gesproken over zaken die fysiek zichtbaar (kunnen) zijn. Maar er kunnen meer zaken zichtbaar zijn, zoals bepaalde kennis en of vaardigheden. Je ziet deze linksboven in het model terugkomen. 

In het geval van de casus waarin de medestudenten op een botte manier hun feedback aan jou teruggeven, kan het zichtbare gedrag zijn dat jij rustig blijft of geduldig blijft. Dit zijn kwaliteiten. Je hebt dit geleerd vanuit je socialisatie (copingstrategie) en of je hebt een overtuiging dat dit gedrag je verder helpt.

Bij het onzichtbare gedrag, onder de oppervlakte, lees je ook verschillende begrippen aan de linkerkant. 

(klik op de afbeelding om deze te vergroten) 

 

 

 

Aan de concrete gedachten die je ervaart, kun je opvattingen en overtuigingen koppelen;

  • Jouw waarden en normen zijn te koppelen aan dat wat je concreet van de situatie vindt.
  • Dat wat je wilt, kan je aan je drijfveren en je motieven koppelen. 


Om tot een goede reflectie te komen is het van belang om eerst de basis goed te leggen door te benoemen wat je doet, denkt, vindt, voelt en wilt, om je vervolgens te verdiepen door te onderzoeken waar dit vandaan komt. 

Onderstaande reflectievragen helpen om de laag van 'gedrag' beet te pakken:

Bedenk je dat je die ene situatie had gefilmd en terug zou kijken, wat zou je dan zien en horen bij jezelf? 

  • Welke houding heb je? 
  • Hoe sta/zit je?
  • Welke gezichtsuitdrukking heb je?
  • Wat zeg je? Op welke toon?
     

Denken


Binnen het denkproces spelen enkele zaken een rol. Belangrijk binnen dit proces is dat je voor jezelf (of voor de ander) helder krijgt wat helpende gedachten zijn en wat belemmerende gedachten zijn. De woorden zeggen het eigenlijk al, helpende gedachten zijn positieve gedachten die het proces ondersteunen. Belemmerende gedachten zijn negatieve gedachten welke het proces tegenwerken. 

Zoals in de casus naar voren kwam zou een belemmerende gedachte kunnen zijn: "ik kan het toch niet". 

In het geval van belemmerende gedachten is het raadzaam om jezelf of de ander de vraag te stellen of dit echt zo is? Of, 'hoe weet ik dat dit zo is?' Of, 'hoe zou een ander hier tegenaan kijken?'

Probeer in het geval van belemmerende gedachten deze om te buigen naar helpende gedachten. 'Ik kan het toch niet' kan je aanpassen naar 'ik kan het leren'.

Bron afbeelding:Beautiful Free Images & Pictures | Unsplash

Onderstaande reflectievragen helpen om de laag van 'denken' beet te pakken:

  • Wat denk ik over mezelf?
  • Wat denk ik over die ander/ de situatie ?
  • Welke gedachten komt steeds terug/ overheerst?
  • Herken ik deze gedachten uit andere situaties?
  • Helpt deze gedachten mij?
  • Belemmert deze gedachten mij?
     

Voelen

 

Voor veel mensen is het gevoel onder woorden brengen een lastig proces. Dit heeft vaak met de voorkeur van mensen te maken. Bij woorden geven aan je gevoel dien je vanuit je lichaam naar je hoofd te gaan. Dit proces dient geoefend te worden. 
De moodmeter van Marc Brackett, toegevoegd als bijlage van deze pagina, kan je helpen woorden te geven aan je gevoel. Binnen dit model zijn twee assen te vinden. De as negatief / positief en de as hoge energie /  lage energie. 

Het is belangrijk dat je eerst start met het benoemen van de fysieke gewaarwordingen, oftewel het fysieke gevoel. Probeer er daarna woorden aan te geven door antwoord te geven op de vraag wat de fysieke gewaarwording je wil vertellen.

Bijvoorbeeld:
'Ik heb spanning in mijn buik" - dit zou me kunnen vertellen dat ik het binnenstappen in de nieuwe klas als spannend ervaar; ik voel me vaak onzeker in nieuwe situaties'. 

Nog een voorbeeld:
Als iemand zegt 'ik voel me labiel', is er al een proces aan vooraf gegaan:
Het is bij deze opmerking namelijk al gelukt om er woorden aan te geven. Wat de persoon die dit zegt waarschijnlijk voelt is dat hij zich dan weer vrolijk voelt en dan weer verdrietig. Zijn stemmingen wisselen en hij weet zich hier geen raad mee. Er is een gevoel van controleverlies. Alles tezamen kan het woord 'labiel' voortbrengen. 

De 'denker' zal in zijn reflectie waarschijnlijk snel geneigd zijn om met deze woorden te komen. Voor de 'denker' is het van belang om de stappen die hieraan vooraf gaan, goed te beschrijven. 
De 'voeler' doet dit proces andersom en gaat proberen woorden te geven aan de fysieke gewaarwordingen.

Bij het geven van woorden aan het gevoel is het de kunst om uit containerbegrippen te blijven. Een containerbegrip is een veelomvattend woord wat eigenlijk niets zegt. Het geeft me een 'sensationeel' gevoel is hier een voorbeeld van. De ander kan nooit volledig zicht hebben op wat er met 'sensationeel' bedoeld wordt.

Bron afbeelding: Beautiful Free Images & Pictures | Unsplash

Willen

Zoals bij het kopje 'basis' al is behandeld neem je jezelf vaak dingen voor. Laten we het voorbeeld uit de casus nog eens naar voren halen, waarbij je jezelf voorneemt om de anderen te laten zien dat je het wel kan. 

Dit voornemen staat niet op zichzelf. Het komt ergens vandaan. Ook hier kan je heel goed de 'waarom'-vraag stellen. Waarom wil ik zo graag laten zien dat ik het wel kan? Wat zit daaronder? 
Daaronder zitten overtuigingen, waarden en normen, motivatie en inspiratie. 

Een overtuiging die hieronder kan zitten is bijvoorbeeld de overtuiging dat je het zelf moet kunnen.

Waarden zijn idealen en overtuigingen die waardevol zijn voor jou. Vanuit waarden ontstaan normen, welke zichtbaar worden in gedragsuitingen.

Bijvoorbeeld:
Je hebt de overtuiging dat je 'het zelf moet kunnen'
De waarden daarbij is dat je het 'belangrijk vindt om nut te hebben / van functie te zijn'.
De norm die je hierbij kan stellen is dat 'alles wat je doet, nuttig moet zijn'

In het dagelijks leven merk je dat dit bij jou geraakt wordt, als iemand jouw gedrag (voortkomend uit jouw normen en waarden) als niet goed wordt bestempeld.  In de casus zie je dat zowel de medestudenten als de docent dit raken met hun opmerkingen.

Ook motivatie kan een rol spelen. Waar komt de motivatie vandaan? In de casus wordt er over jou gesproken als student. Er zit een motivatie onder waarom jij bent gaan studeren. 
En ook kan inspiratie hier een rol in spelen in je diepste kern. Wellicht heeft iets of iemand je geïnspireerd om deze opleiding te gaan doen. En dan is er een groepje medestudenten en een docent die zeggen dat je niet goed genoeg bent...

Vragen die je kan stellen bij 'willen'

  • wat vind ik belangrijk?
  • wat streef ik na?
  • welke behoeften had/heb ik?
  • wat was mijn eerste neiging om te doen?