Zoals bij het kopje 'basis' al is behandeld neem je jezelf vaak dingen voor. Laten we het voorbeeld uit de casus nog eens naar voren halen, waarbij je jezelf voorneemt om de anderen te laten zien dat je het wel kan.
Dit voornemen staat niet op zichzelf. Het komt ergens vandaan. Ook hier kan je heel goed de 'waarom'-vraag stellen. Waarom wil ik zo graag laten zien dat ik het wel kan? Wat zit daaronder?
Daaronder zitten overtuigingen, waarden en normen, motivatie en inspiratie.
Een overtuiging die hieronder kan zitten is bijvoorbeeld de overtuiging dat je het zelf moet kunnen.
Waarden zijn idealen en overtuigingen die waardevol zijn voor jou. Vanuit waarden ontstaan normen, welke zichtbaar worden in gedragsuitingen.
Bijvoorbeeld:
Je hebt de overtuiging dat je 'het zelf moet kunnen'
De waarden daarbij is dat je het 'belangrijk vindt om nut te hebben / van functie te zijn'.
De norm die je hierbij kan stellen is dat 'alles wat je doet, nuttig moet zijn'
In het dagelijks leven merk je dat dit bij jou geraakt wordt, als iemand jouw gedrag (voortkomend uit jouw normen en waarden) als niet goed wordt bestempeld. In de casus zie je dat zowel de medestudenten als de docent dit raken met hun opmerkingen.
Ook motivatie kan een rol spelen. Waar komt de motivatie vandaan? In de casus wordt er over jou gesproken als student. Er zit een motivatie onder waarom jij bent gaan studeren.
En ook kan inspiratie hier een rol in spelen in je diepste kern. Wellicht heeft iets of iemand je geïnspireerd om deze opleiding te gaan doen. En dan is er een groepje medestudenten en een docent die zeggen dat je niet goed genoeg bent...
Vragen die je kan stellen bij 'willen'
- wat vind ik belangrijk?
- wat streef ik na?
- welke behoeften had/heb ik?
- wat was mijn eerste neiging om te doen?