Het woord ‘presentie’ of de uitdrukking ‘present zijn’ kennen we allemaal uit de omgangstaal. Daar betekent het zoiets als ‘er zijn’, ‘aanwezig zijn’. Maar binnen de presentiebenadering wordt dit begrip op een heel specifieke manier ingevuld. Als je presentie wilt beoefenen, kom je er niet met ‘er zijn voor de ander’. Er komt veel meer bij kijken. Het uitgangspunt is: je kunt er niet vóór iemand zijn, als je niet mét hem of haar bent (Beurskens, et al., 2019)
De presentiebenadering, ontwikkeld door de Nederlandse theoloog en filosoof Andries Baart (Beurskens, et al., 2019) is een benadering in de zorg en het sociaal werk die draait om de aandachtige en betrokken aanwezigheid van de hulpverlener bij de cliënt. Deze benadering legt de nadruk op het opbouwen van een vertrouwensrelatie en het daadwerkelijk aansluiten bij de leefwereld van de cliënt, vooral in complexe en kwetsbare situaties.
8 Kenmerken van presentie:
-
Je sluit aan: In plaats van vanuit een professionele logica te opereren, probeer je de ander te begrijpen in diens eigen context en dagelijkse leven. Je sluit aan bij de zorgen, verlangens en ervaringen van de ander zoals die zich voordoen in zijn of haar eigen omgeving.
-
Je staat open: Kijk naar de ander met een open en onbevangen houding vanuit de vraag: Wie is deze persoon? Om dit goed te kunnen doen is het belangrijk om professionele kennis en aannames zo veel mogelijk los te laten. Je bent fysiek en emotioneel aanwezig bij de ander, met een open houding en zonder vooraf vastgelegde doelen of interventies.
-
Je werkt vanuit de relatie: De presentiebenadering benadrukt het belang van een vertrouwensrelatie tussen de sociaal werker en de ander. Deze relatie is gebaseerd op wederkerigheid en respect, waarbij de de sociaal werker ook bereid is zichzelf kwetsbaar op te stellen en niet enkel vanuit een professionele afstand opereert.
-
Je verdiept je in de leefwereld van de ander: De ander bepaalt de agenda en de sociaal werker sluit aan. Je accepteert het verhaal en de beleving van de ander zoals die dat vertelt.
-
Je kijkt verder: Het gaat om het er zijn voor de ander, zonder haast en met volledige aandacht voor wat de ander nodig heeft op dat moment. Je geeft ruimte en aandacht en beweegt mee met de behoeftes van de ander, ook als dit vraagt over grenzen van je eigen vakgebied te kijken.
-
Je werkt niet enkel op routine: Je doet geen dingen omdat je het altijd zo doet, maar onderzoekt wat het beste werkt voor deze specifieke en unieke ander.
-
Je past je tempo aan: In tegenstelling van wat het werk vaak van je vraagt, vertraag je juist en ben je geduldig om zo goed mogelijk te kunnen aansluiten. Je komt niet te snel met oplossingen of informatie.
-
Blijf trouw: Je blijft betrokken bij de ander, ook al werkt de ander niet mee of heeft deze geen hulpvraag. Juist in dit soort gevallen is het belangrijk dat de ander ervaart dat er iemand is die er voor hen is.
Zie voor een handig overzicht ook onderstaand filmpje of kijk op deze link