Skip to Main Content

Basisgespreksvaardigheden Social Work

Theorie behorende bij module 1.1 Contact!

Wat is metacommunicatie?

Metacommunicatie is het communiceren over communicatie. Het helpt mensen inzicht te krijgen in hun communicatiepatronen en deze te verbeteren. Twee belangrijke concepten in metacommunicatie zijn de dramadriehoek en transactionele analyse. Hier volgt een uitleg van beide concepten:

Transactionele analyse

Transactionele Analyse is een theorie van psycholoog Eric Berne (1963) die inzicht biedt in hoe mensen communiceren. Berne introduceerde het concept van de "ego-toestanden" die de basis vormen van TA. Hij beschreef een 3 tal toestanden waar vanuit je een gesprek kunt voeren: Ouder, Volwassene en Kind. Binnen de ouder en kind rol wordt er nog onderscheid gemaakt tussen verschillende subtypes. Het zijn de drie posities van waaruit we reageren. Elke egopositie heeft een typerend gedragspatroon van voelen, denken en ervaren van onze omgeving hangen dat met elkaar samenhangt (TA-academie, z.d.-a).

 

1. Ouder:

Kenmerken: Deze toestand bevat normen, waarden en gedragspatronen die we van onze ouders en autoriteitsfiguren hebben overgenomen.
Er zijn twee subtypes:

  •      Kritische Ouder: Oordelend, controlerend en autoritair.
  •      Verzorgende Ouder: Zorgzaam, steunend en beschermend.

 

2. Volwassene:

Kenmerken: Deze toestand is rationeel, objectief en gericht op het verwerken van informatie en het maken van logische beslissingen zonder emotionele invloed.

 

3. Kind:

 Kenmerken: Deze toestand bevat gevoelens, emoties en gedragingen vanuit onze jeugd. Er zijn twee subtypes:

  • Vrije Kind: Spontaan, creatief en expressief.
  • Aangepaste Kind: Gedraagt zich volgens de verwachtingen van anderen, soms onderdrukt of rebels. 

 

 

Voorbeeldscenario:

  • Ouder-toestand:
    "Je moet altijd je huiswerk op tijd maken!" (kritisch) of
    "Zorg ervoor dat je genoeg eet, lieverd." (verzorgend)
  • Volwassene-toestand:
    "Wat heb je nodig om je huiswerk op tijd af te krijgen?"
  • Kind-toestand: "Ik heb echt geen zin om mijn huiswerk te doen!" (vrij) of
    "Ik zal mijn huiswerk doen zoals je zegt." (aangepast)

Dramadriehoek en winnaarsdriehoek

Dramadriehoek

De dramadriehoek is een model dat door Dr. Stephen Karpman (1968) is ontwikkeld om destructieve interactiepatronen tussen mensen te beschrijven.  Het model bevat drie rollen. Deze rollen kunnen wisselen tijdens interacties, waardoor een vicieuze cirkel van disfunctionele communicatie ontstaat.(TA-academie, z.d.-b)

 

1. De Redder:

Kenmerken: De redder wil anderen helpen, zelfs als die hulp niet nodig is. Dit kan resulteren in een gevoel van superioriteit en het ondermijnen van de autonomie van anderen.

Gedrag: De redder neemt vaak verantwoordelijkheid voor de problemen van anderen, geeft ongevraagd advies en probeert problemen op te lossen.

 

2. Het Slachtoffer:

Kenmerken: Het slachtoffer voelt zich hulpeloos, machteloos en ziet zichzelf als de onderliggende partij in de situatie.

Gedrag: Het slachtoffer klaagt, zoekt medelijden en verwacht dat anderen hun problemen oplossen.

 

3. De Aanklager:

Kenmerken: De aanklager beschuldigt, bekritiseert en veroordeelt anderen. Ze stellen zich vaak autoritair en controlerend op.

Gedrag: De aanklager geeft anderen de schuld van problemen en toont weinig empathie.

 

 

 

Voorbeeldscenario:

Redder: "Laat mij dat voor je doen, je kunt het niet alleen."

Slachtoffer: "Ik kan het ook echt niet alleen, alles gaat mis."

Aanklager: "Het is jouw schuld dat alles zo moeilijk is."

Winnaarsdriehoek

Adrienne Lee en Acey Choy (1990) hebben de Winnaarsdriehoek ontworpen als mogelijkheid om uit het Spel te kunnen stappen. In de Winnaarsdriehoek staan de positief tegenovergestelde rollen van de Dramadriehoek centraal.

  • In plaats van het hulpeloze Slachtoffer te zijn, durf je kwetsbaar te zijn. Je neemt verantwoordelijkheid voor je eigen gedachten, gevoelens, behoeften en gedragingen.
  • In plaats van de Redder te zijn, bied je ondersteuning aan. Je maakt duidelijke afspraken met de ander over wat zijn/haar bijdrage kan zijn. Je doet niet meer of minder dan is afgesproken.
  • In plaats van Aanklager te zijn, houdt je assertieve werkwijze je eigen belangen en die van de ander in het oog. Je zegt wat je denkt, vindt en voelt zonder de ander te kwetsen.

Overdracht en tegenoverdracht

Overdracht en tegenoverdracht zijn twee belangrijke concepten in de psychoanalyse en psychotherapie.

Overdracht verwijst naar het proces waarbij een cliënt gevoelens, gedachten en gedragingen die oorspronkelijk zijn gericht op belangrijke figuren uit hun verleden (zoals ouders of verzorgers), onbewust projecteert op de hulpverlener. Dit kan positief zijn, zoals gevoelens van liefde of bewondering, maar ook negatief, zoals woede of wantrouwen. Overdracht kan de therapeutische relatie compliceren, maar biedt ook waardevolle inzichten in de innerlijke wereld en de onverwerkte emoties van de cliënt.

Tegenoverdracht is de reactie van de hulpverlener op de overdracht van de cliënt. Dit zijn de gevoelens, gedachten en gedragingen die bij de therapeut worden opgeroepen door de cliënt. Tegenoverdracht kan bewust of onbewust zijn en kan variëren van positieve tot negatieve emoties. Het bewust zijn van tegenoverdracht is cruciaal voor therapeuten, omdat het kan helpen om de therapeutische relatie zuiver te houden en om te begrijpen hoe de dynamiek tussen hen en de cliënt werkt.

Samenvattend zijn overdracht en tegenoverdracht dynamische processen in de therapeutische relatie die, als ze goed worden begrepen en beheerd, zowel uitdagingen als kansen bieden voor diepgaand inzicht.

Voorbeeld:

Overdracht: Marie, een 30-jarige vrouw, begint therapie om te werken aan haar gevoelens van onzekerheid en angst in relaties. Tijdens de sessies merkt de therapeut op dat Marie zich sterk afhankelijk van hem opstelt en constant zijn goedkeuring zoekt. Ze wordt boos en gefrustreerd als de therapeut haar grenzen stelt of haar confronteert met moeilijke onderwerpen. Na verloop van tijd wordt duidelijk dat Marie haar onopgeloste gevoelens ten opzichte van haar autoritaire en kritische vader op de therapeut projecteert. Ze ziet de therapeut onbewust als een vaderfiguur en reageert op hem zoals ze vroeger op haar vader reageerde. Dit is een voorbeeld van overdracht, waarbij Marie emoties en patronen uit haar verleden overbrengt op de therapeut.

Tegenoverdracht: In reactie op Marie's gedrag begint de therapeut gevoelens van irritatie en vermoeidheid te ervaren tijdens de sessies. Hij merkt dat hij zich defensief opstelt en de neiging heeft om Marie's gevoelens te bagatelliseren, vergelijkbaar met hoe zijn eigen moeder met zijn emoties omging toen hij jong was. Deze persoonlijke emotionele reacties van de therapeut op Marie's overdracht zijn een voorbeeld van tegenoverdracht. De therapeut projecteert zijn eigen onopgeloste emoties en ervaringen op Marie, wat de therapeutische relatie kan beïnvloeden als hij zich hier niet bewust van is en het niet adequaat adresseert.

Conclusie: In dit voorbeeld zien we hoe overdracht en tegenoverdracht kunnen optreden binnen een therapeutische setting. Het herkennen en begrijpen van deze dynamieken is essentieel voor een effectieve hulpverlening. De therapeut moet zich bewust zijn van zowel de overdrachtsgevoelens van de cliënt als zijn eigen tegenoverdrachtsreacties om de therapeutische relatie zuiver en behulpzaam te houden. Door deze bewustwording kan de therapeut beter inspelen op de behoeften van de cliënt en bijdragen aan haar helingsproces.