Tijdens het werkplekleren in het derde jaar vindt geen tussenbeoordeling plaats. In lesweek 7 van periode 3 voert de instituutsopleider een voortgangsgesprek met de student en schoolopleider.
De eindbeoordeling, vindt plaats in de voorlaatste leerwerkweek van periode 4. Dit is een summatieve toetsing die bestaat uit de beoordeling van het praktijk- en het verantwoordingsdeel. Als alle onderdelen met een 6 of hoger beoordeeld zijn, worden de studiepunten toegekend.
Voortgangsgesprek jaar 3
Ter voorbereiding van dit gesprek vullen de mentor en schoolopleider samen met de student het beoordelingsformulier in. De student geeft geen presentatie, maar tijdens het gesprek wordt wel ingegaan op punt 1,3,4,5 en 6 van het verantwoordingsdeel. De instituutsopleider zorgt ervoor dat het ingevulde beoordelingsformulier in het digitale dossier van de student komt. Op basis van het voortgangsgesprek worden ontwikkelpunten opgesteld die de student in het POP verwerkt.
De student is vrij een rijk bewijs aan te leveren zodat die daar ook feedback op kan krijgen, die meegenomen kunnen worden naar de eindbeoordeling.
Eindbeoordeling werkplekleren pabo 3
Voorwaarden voor deelname aan de eindbeoordeling
De eindbeoordeling van het werkplekleren vindt plaats door overleg tussen de instituutsopleider en schoolopleider. De instituutsopleider geeft de formele beoordeling van het werkplekleren van de student en weegt daarin de evaluatiegegevens en de condities waaronder het leren op de werkplek heeft plaatsgevonden. Deze stelt vast met welk resultaat het werkplekleren wordt afgesloten. Dit wordt altijd uitgedrukt in een cijfer.
Voorwaarden
Alvorens overgegaan wordt tot de eindbeoordeling van het werkplekleren, dient een student aan de volgende voorwaarden te hebben voldaan:
- De student draagt er zorg voor dat de mentor en schoolopleider de feedback plaatsen op het eerder ingevulde beoordelingsformulier. Hierop staat ook de feedback die verzameld is bij de tussenbeoordeling.
- De student heeft een tijdstip afgesproken met de schoolopleider en de instituutsopleider waarop de eindbeoordeling plaatsvindt.
- De student deelt het portfolio drie werkdagen voorafgaand aan de beoordelingsweek.
- De student voldoet aan de eisen die gesteld worden t.a.v. de beroepshouding.
- T.a.v. de drie bekwaamheden op het eindbeoordelingsformulier heeft de student bewijzen verzameld die de student opneemt in diens portfolio. De bewijzen hebben betrekking op de gehele periode van het werkplekleren.
- De student heeft de beroepshandelingen van de beroepstaak uitgevoerd en de beoordelingsformulieren hiervan opgenomen in diens portfolio. Voor pabo 3 geldt dat de beroepshandeling is uitgevoerd en voorzien van feedback en handtekening van de mentor. De beoordelingsformulieren en feedback heeft die opgenomen in het portfolio.
- De student heeft de relevante eerder ingevulde beoordelingsformulieren werkplekleren opgenomen in diens portfolio.
Beoordelaarsinstructie eindbeoordeling
Adviesbeoordeling schoolopleider en mentor
Voorafgaand aan de eindbeoordeling stellen de schoolopleider en mentor een adviesbeoordeling op van het praktijkdeel. Zij vullen hiertoe het praktijkdeel op het beoordelingsformulier volledig in en geven feedback, feed up en feed forward op de bekwaamheidseisen. Zij gebruiken hiervoor het reeds ingevulde formulier van de tussenbeoordeling (jaar 1-2) of het voortgangsgesprek (jaar 3). Op basis van het beoordelingsformulier wordt een adviescijfer genoteerd door de schoolopleider en mentor. De mentor en schoolopleider bespreken de beoordeling met de student.
Het betreft een holistische beoordeling per set aan indicatoren ten aanzien van de bekwaamheidseisen vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch. Bij de beoordeling is de beeldschets het uitgangspunt. De indicatoren die geformuleerd staan bij iedere bekwaamheid geven een nadere invulling van wat we onder de betreffende bekwaamheid verstaan in deze fase van de opleiding.
Voorbereiding gesprek door instituutsopleider en schoolopleider
De instituutsopleider en schoolopleider bestuderen het portfolio en bekijken of de drie bekwaamheden en de indicatoren van de verantwoording terugkomen in het portfolio. Naar aanleiding van de ingeleverde bewijzen stellen ze vragen op die ze meenemen naar het gesprek. De indicatoren van het onderdeel verantwoording die niet of onvoldoende zijn aangetoond in het portfolio, kunnen verder worden bevraagd tijdens het gesprek. Daarnaast controleren ze of de beroepshandelingen zijn uitgevoerd en in jaar 2 met een voldoende zijn afgerond.
Presentatie student
De student krijgt 10 minuten om zijn ontwikkeling ten aanzien van de drie bekwaamheidseisen te presenteren volgens een reflectiemodel. Voor jaar 1 is dat de koppelkaart. Voor jaar 2 is dat de STARRT methodiek. Studenten uit jaar 3 mogen een reflectiemodel naar eigen keuze gebruiken (koppelkaart, Korthagen, STARRT methodiek, kernreflectie).
Vervolgens zijn er 20 minuten waarin de schoolopleider en instituutsopleider ingaan op de ontwikkeling van de student door deze te bevragen op welke manier die de leerdoelen gestalte heeft gegeven. Na 30 minuten stellen de instituutsopleider en schoolopleider samen de beoordeling op. Zowel het praktijkdeel als het verantwoordingsdeel worden meegenomen in het eindoordeel. Het praktijkdeel kan mogelijk worden bijgesteld door de schoolopleider en instituutsopleider op basis van de presentatie en het gesprek. Bij het verantwoordingdeel dienen alle criteria aangetoond te worden. Daarna wordt het eindoordeel toegelicht aan de student en wordt er naast feedback op de prestatie en ontwikkeling ook feed forward gegeven: wat zijn ontwikkelpunten voor de student?
Gespreksmethodiek
Tijdens het gesprek wordt een van de reflectiemodellen naar eigen keuze gehanteerd. Deze vraagt de student om concreet gedrag te benoemen; een situatie en taak te beschrijven, zijn aanpak en het resultaat en reflectie daarop. De student wordt uitgenodigd situaties dusdanig te concretiseren dat daarmee de kwaliteit van het handelen van de student zichtbaar wordt.
Rollen
De instituutsopleider heeft een dubbele rol: deze is naast gespreksdeelnemer tevens gespreksleider en bewaakt de procedure. Tevens borgt die dat alle criteria van het verantwoordingsdeel in het gesprek voldoende aandacht krijgen om ontwikkelingsgerichte feedback te kunnen geven en om tot een beoordeling te kunnen komen.
Normering en cesuur
Normering: alle punten worden opgeteld en gedeeld door 4 en dat is het eindcijfer voor het leren op de werkplek. De student moet voor ieder onderdeel minimaal 6 punten halen. Indien de student op één onderdeel onvoldoende scoort is het eindcijfer een 5. Indien een student op twee of meer punten onvoldoende scoort is het eindcijfer een 3.
Aantal punten : 4 = eindcijfer (afgerond op 1 decimaal).
Na het gesprek
- Na het gesprek stelt de instituutsopleider de formele beoordeling van het praktijkdeel vast en weegt daarin de gegevens en de condities waaronder het werkplekleren heeft plaatsgevonden.
- Daarnaast stelt de instituutsopleider na advies van de schoolopleider de beoordeling van het verantwoordingsdeel vast. De student moet op elk criterium een voldoende hebben behaald.
- Na weging van beide onderdelen wordt er een summatieve beoordeling voor het werkplekleren toegekend in de vorm van een cijfer.
- De beoordeling moet minimaal een 6 zijn voor een voldoende resultaat. Daarnaast moeten alle afzonderlijke bekwaamheden voldoende zijn. Onderdeel 1,2 en 3 worden holistisch beoordeeld. Bij onderdeel 4 moeten daarnaast alle criteria aangetoond worden.
- De instituutsopleider voert het cijfer van het werkplekleren in. Het beoordelingsformulier gaat in het (digitale) dossier van de student (in notities in Osiris en in Sharepoint).
Toelating programma Pabo 4 voltijd
De student mag deelnemen aan de onderwijseenheden van pabo 4 als deze voldoet aan de volgende voorwaarden:
- De student heeft alle onderwijseenheden uit jaar 1 en 2 behaald.
- De student mist maximaal 15 studiepunten uit het derde jaar (landelijke kennistoetsen niet meegerekend).
- Bij ontbrekende studiepunten uit jaar 3 heeft de student een schriftelijk positief advies van de instituutsopleider en de studieadviseur van de pabo om in te kunnen stromen in jaar 4.
- Het halen van de landelijke kennistoetsen taal en rekenen is geen voorwaarde om te kunnen starten met jaar 4. Deze mag je in jaar 4 nog halen.
Februaristroom: Indien een student een grotere achterstand heeft, dient hij deze in periode 1 en 2 in te halen. De student kan dan in periode 3 starten met het pabo 4- programma en loopt studievertraging op van minimaal 2 periodes.
Ziekte of overmacht
Om diverse redenen kunnen werkplekleerdagen vervallen. Ziekte of bijzonder verlof van de student, maar ook regionaal bepaalde vakantiedagen zijn bronnen van uitval van werkplekleerdagen waar de pabo geen verantwoordelijkheid voor kan dragen. Het uitgangspunt van de pabo is dat de student het aantal dagen maakt, zoals aangegeven voor deze werkplekleerperiode. De uitgevallen dagen worden door de student opnieuw gepland, in goed overleg met de instituutsopleider en de opleidingsschool. De student is verantwoordelijk voor een duidelijke communicatie naar schoolopleider, mentor en instituutsopleider en stelt de pabo en de opleidingsschool op de hoogte van het verzuim en de nieuwe planning ervan.
Herkansing
Als een eindbeoordeling van het werkplekleren onvoldoende is, krijgt de student een herkansing. Deze herkansing beslaat 2 weken. Indien de student in die tijd het betreffende niveau niet weet te behalen, betekent dit dat de student het werkplekleren in het volgende studiejaar moet herkansen. Als de herkansing alleen de bekwaamheid en kwalificatie betreft worden geen extra stageweken gelopen, maar wordt in overleg met de instituutsopleider en schoolopleider een herkansing van dat onderdeel ingepland (portfolio en presentatie).
Procedure
Indien het werkplekleren als onvoldoende is beoordeeld, heeft de student recht op een herkansing (2e kans) en dient de volgende procedure gevolgd te worden:
- Na het opmaken van de beoordeling, krijgt de student te horen welke onderdelen die dient te herkansen. Ook worden er concrete ontwikkelpunten geformuleerd.
- De instituutsopleider vult het formulier voor herkansing van het werkplekleren volledig in. Dit formulier is geplaatst op de course werkplekleren. Deze bepaalt wat de uiteindelijke omvang van de herkansing moet zijn.
- Het formulier gaat in het (digitale) dossier van de student (in notities in Osiris en in Sharepoint).
- Indien de herkansing van het werkplekleren als onvoldoende is beoordeeld, worden de studieadviseur en het stagebureau beiden op de hoogte gesteld door de instituutsopleider. Er volgt dan een gesprek met de studieadviseur over de mogelijkheden voor een vervolgtraject.
- Indien ook de herkansing onvoldoende was kan een student pas starten met de nieuwe herkansing van het werkplekleren op het moment dat door het stagebureau een instituutsopleider is toegewezen.