Algemeen
Voorwaarden
Tijdens de stage in Pabo 4 zijn er drie momenten waarop het functioneren van de student in de praktijk formeel beoordeeld wordt:
- het aanvangsgesprek vindt plaats aan het einde van periode 1 van leerjaar 4, voor de februaristroom is dit na 10 weken: eind periode 3, begin periode 4. Dit is een formatieve1 toetsing, waar wordt besloten of de student klaar is voor het starten met de liostage.
- de tussenbeoordeling, die plaatsvindt in week 1 of 2 van periode 3. Dit is een formatieve toetsing, waarin de student aan de hand van de bekwaamheidseisen en indicatoren op startbekwaamniveau feedback krijgt over zijn competentiegroei. Voor de februaristroom vindt deze beoordeling plaats eind periode 1.
- de eindbeoordeling, die plaatsvindt aan het einde van de liostage (week 1 tot en met 5 van periode 4). Voor de februaristroom is dit de week voor de kerstvakantie. Dit is een summatieve toetsing.
De beoordeling bestaat uit twee delen: een praktijkdeel en een verantwoordingsdeel. Voorafgaand aan de tussen- en eindbeoordeling vullen de mentor en schoolopleider het praktijkdeel in (Worddocument). Tijdens het gesprek beoordelen de schoolopleider en instituutsopleider de verantwoording van de student. De beoordeling vindt plaats door de instituutsopleider, op basis van adviezen van mentor en schoolopleider. Dit alles op basis van het beoordelingsformulier werkplekleren. Op de beoordelingsformulieren worden alleen hele cijfers (1-10) toegekend.
Aanvangsgesprek
Het aanvangsgesprek bestaat uit een presentatie van 10 minuten en een gesprek van 20 minuten met de instituutsopleider en de schoolopleider naar aanleiding van de adviesbeoordeling en het portfolio van de student. De instituutsopleider en de schoolopleider hebben voorafgaand aan het aanvangsgesprek het portfolio van de student bekeken. De student toont tijdens het gesprek aan dat hij bekwaam is om met de liostage te starten. Het aanvangsgesprek heeft een formatieve functie. De student ontvangt feedback, feed up en feed forward. De beoordeling in de vorm voldaan/niet voldaan, wordt vastgelegd in het beoordelingsformulier aanvangsgesprek en dit is tevens de verklaring dat de student kan starten met zijn liostage. Mocht de student bij het aanvangsgesprek het advies krijgen nog niet met de liofase te starten, dan wordt in overleg een extra periode afgesproken om aan de criteria te voldoen.
Voorwaarden voor deelname
De student deelt zijn portfolio een week voor het aanvangsgesprek met zijn begeleiders. Het portfolio is gevuld conform de eisen die aan de bewijsvoering van rijke bewijzen worden gesteld en voldoet aan het taalprotocol. Daarnaast maken ook de klassenschets met reflectie en de kernreflectie deel uit van het portfolio.
Beoordelaarsinstructie
Adviesbeoordeling mentor en schoolopleider
Voorafgaand aan de aanvangsgesprek stellen de mentor en schoolopleider een adviesbeoordeling op van het praktijkdeel (Worddocument). Zij vullen hiertoe het praktijkdeel op het beoordelingsformulier volledig in en geven feedback, feed up en feed forward op de bekwaamheidseisen.
Het betreft een holistische beoordeling per set aan indicatoren ten aanzien van de bekwaamheidseisen vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch. Bij de beoordeling is de beeldschets het uitgangspunt. De indicatoren die geformuleerd staan bij iedere bekwaamheid geven een nadere invulling van wat we onder de betreffende bekwaamheid verstaan in deze fase van de opleiding.
Voorbereiding gesprek door instituutsopleider en schoolopleider
De instituutsopleider en schoolopleider bestuderen het portfolio en bepalen of de indicatoren van de verantwoording worden aangetoond in het portfolio. Naar aanleiding van het portfolio stellen ze vragen op die ze meenemen naar het gesprek. De indicatoren van het onderdeel verantwoording die niet of onvoldoende in het portfolio zijn aangetoond, kunnen verder worden bevraagd tijdens het gesprek.
Presentatie student
De student krijgt 10 minuten om diens ontwikkeling ten aanzien van de bekwaamheidseisen te presenteren. De student kiest zelf de vorm van de presentatie met als uitgangspunt dat deze aantoont dat voldaan wordt aan de bekwaamheidseisen, onderbouwd met voorbeelden en zonder exacte herhaling van diens portfolio.
Vervolgens is er 20 minuten waarin de instituutsopleider en schoolopleider doorvragen op het aangeleverde portfolio, de presentatie en het praktijkdeel.
Na 30 minuten verlaat de student de ruimte en stellen de instituutsopleider en de schoolopleider samen de beoordeling op. Zowel het praktijkdeel als het verantwoordingsdeel worden meegenomen in het eindoordeel. Het praktijkdeel kan mogelijk worden bijgesteld door de instituutsopleider op basis van de presentatie en het gesprek. Bij het verantwoordingsdeel dienen alle criteria aangetoond te worden. Daarna wordt het eindoordeel toegelicht aan de student en wordt er naast feedback op de prestatie en ontwikkeling ook feed forward gegeven: wat zijn ontwikkelpunten voor de student?
Rollen
De instituutsopleider heeft een dubbele rol: deze is naast gespreksdeelnemer tevens gespreksleider en bewaakt de procedure. Tevens borgt die dat alle criteria van het verantwoordingsdeel in het gesprek voldoende aandacht krijgen om ontwikkelingsgerichte feedback te kunnen geven en om tot een beoordeling te kunnen komen.
Normering en cesuur
De student moet aan alle bekwaamheidseisen voldoen om met de liostage te kunnen starten.
Na het gesprek
- Na het gesprek stelt de instituutsopleider de formele beoordeling van het praktijkdeel vast en weegt daarin de gegevens en de condities waaronder het werkplekleren heeft plaatsgevonden.
- Daarnaast stelt de instituutsopleider na advies van de schoolopleider de beoordeling van het verantwoordingsdeel vast.
- Na weging van beide onderdelen wordt er een formatieve beoordeling voor het werkplekleren toegekend. Te weten voldaan of niet voldaan.
- Het formulier wordt digitaal gedeeld met de student, schoolopleider en de instituutsopleider. De instituutsopleider zal het beoordelingsformulier opslaan in Osiris en Sharepoint.
Aanvangsgesprek niet voldaan
Wanneer de student een 'niet voldaan’ behaalt voor het aanvangsgesprek, zijn er drie mogelijkheden:
- de student loopt een verlengde stage in dezelfde klas en start later met zijn liostage;
- de student intensiveert zijn stage in dezelfde klas en start later met zijn liostage;
- de student wisselt van stageklas en start later met zijn liostage.
De instituutsopleider is eindverantwoordelijk voor de beoordeling en het al dan niet akkoord geven voor het starten met de liostage. De instituutsopleider is verantwoordelijk voor het traject van verlenging of intensivering en kijkt hoeveel tijd er nodig is om de bekwaamheidseisen voor liobekwaam te behalen.
Ziekte of overmacht
Om diverse redenen kunnen werkplekleerdagen vervallen. Ziekte of bijzonder verlof van de student, maar ook regionaal bepaalde vakantiedagen zijn bronnen van uitval van werkplekleerdagen waar de pabo geen verantwoordelijkheid voor kan dragen. Het uitgangspunt van de pabo is dat de student het aantal dagen maakt, zoals aangegeven voor deze werkplekleerperiode. De uitgevallen dagen worden door de student opnieuw gepland, in goed overleg met de instituutsopleider en de opleidingsschool. De student is verantwoordelijk voor een duidelijke communicatie naar schoolopleider, mentor en instituutsopleider en stelt de pabo en de opleidingsschool op de hoogte van het verzuim en de nieuwe planning ervan.
Tussenbeoordeling werkplekleren jaar 4
Begin periode 3 vindt er een tussentijds beoordelingsgesprek plaats met de student, instituutsopleider en schoolopleider (voor de februaristroom is dit aan het einde van periode 1). Dit is een formatieve beoordeling. Bij een tussenbeoordeling wordt feedback, feed up en feed forward per bekwaamheidseis gegeven. Behalve voor product of resultaten is er aandacht voor het proces: hoe is er geleerd, wat waren bevorderende en belemmerende factoren? Bij de tussentijdse beoordeling wordt teruggekeken, maar ook vooruitgezien: wat betekent een en ander voor de komende periode. Aan welke ontwikkelpunten moet de student gaan werken om startbekwaam te worden bevonden?
Voorwaarden
De student deelt diens portfolio een week voor de tussenbeoordeling met zijn begeleiders. Het portfolio is gevuld conform de eisen die aan de bewijsvoering van rijke bewijzen worden gesteld en voldoet aan het taalprotocol.
Beoordelaarsinstructie tussenbeoordeling
Adviesbeoordeling mentor en schoolopleider
Voorafgaand aan de tussenbeoordeling stellen de mentor en schoolopleider een adviesbeoordeling op van het praktijkdeel (Worddocument). Zij vullen hiertoe het praktijkdeel op het beoordelingsformulier volledig in en geven feed back, feed up en feed forward op de bekwaamheidseisen. Op basis van het beoordelingsformulier wordt een voldaan/niet voldaan genoteerd.
Het betreft een holistische beoordeling per set aan indicatoren ten aanzien van de bekwaamheidseisen vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch. Bij de beoordeling is de beeldschets het uitgangspunt. De indicatoren die geformuleerd staan bij iedere bekwaamheid geven een nadere invulling van wat we onder de betreffende bekwaamheid verstaan in deze fase van de opleiding.
Voorbereiding gesprek door instituutsopleider en schoolopleider
De instituutsopleider en schoolopleider bestuderen het portfolio en bekijken of de drie bekwaamheden en de indicatoren van de verantwoording terugkomen in het portfolio. Naar aanleiding van de ingeleverde bewijzen stellen ze vragen op die ze meenemen naar het gesprek. De indicatoren van het onderdeel verantwoording die niet of onvoldoende zijn aangetoond in het portfolio, kunnen verder worden bevraagd tijdens het gesprek.
Presentatie student
De student krijgt 10 minuten om diens ontwikkeling ten aanzien van de bekwaamheidseisen te presenteren. De student kiest zelf de vorm van de presentatie met als uitgangspunt dat deze aantoont dat voldaan wordt aan de bekwaamheidseisen, onderbouwd met voorbeelden en zonder exacte herhaling van diens portfolio.
Vervolgens is er 20 minuten waarin de instituutsopleider en schoolopleider doorvragen op het aangeleverde portfolio, de presentatie en het praktijkdeel. Indien de student dit prettig vindt kunnen de vragen ook direct tijdens de presentatie gesteld worden.
Na 30 minuten verlaat de student de ruimte en stellen de instituutsopleider en de schoolopleider samen de beoordeling op. Zowel het praktijkdeel als het verantwoordingsdeel worden meegenomen in het eindoordeel. Het praktijkdeel kan mogelijk worden bijgesteld door de instituutsopleider op basis van de presentatie en het gesprek. Bij het verantwoordingdeel dienen alle criteria aangetoond te worden. Daarna wordt het eindoordeel toegelicht aan de student en wordt er naast feedback op de prestatie en ontwikkeling ook feed forward gegeven: wat zijn ontwikkelpunten voor de student?
Rollen
De instituutsopleider heeft een dubbele rol: hij is naast gespreksdeelnemer tevens gespreksleider en bewaakt de procedure. Hij borgt dat alle criteria van het verantwoordingsdeel in het gesprek voldoende aandacht krijgen om ontwikkelingsgerichte feedback te kunnen geven.
Na het gesprek
- Tijdens de tussenbeoordeling beoordelen de instituutsopleider en schoolopleider de verantwoording door de student.
- Na het gesprek stelt de instituutsopleider de formele beoordeling van het praktijkdeel vast en weegt daarin de gegevens en de condities waaronder het werkplekleren heeft plaatsgevonden.
- Daarnaast stelt de instituutsopleider na advies van de schoolopleider de beoordeling van het verantwoordingsdeel vast.
- Na weging van beide onderdelen wordt er een formatieve beoordeling voor het werkplekleren toegekend. Te weten voldaan of niet voldaan.
- Het formulier wordt digitaal gedeeld met de student, schoolopleider en de instituutsopleider. De instituutsopleider zal het beoordelingsformulier opslaan in Osiris en Sharepoint.
Eindbeoordeling werkplekleren jaar 4
In week 1 tot en met 5 van periode 4 vindt er een eindbeoordelingsgesprek plaats met de student, de instituutsopleider en de schoolopleider (voor de februaristroom is dit in december). Dit is een summatieve beoordeling. Zowel het praktijk- als het verantwoordingsdeel moeten voldoende zijn. Het cijfer wordt pas ingevoerd door de instituutsopleider als aan alle voorwaarden is voldaan.
Behalve voor product of resultaten is er aandacht voor het proces: hoe is er geleerd, wat waren bevorderende en belemmerende factoren? Bij de eindbeoordeling wordt teruggekeken, maar ook vooruitgezien: wat betekent een en ander voor de competentiegroei na de opleiding.
Voorwaarden
De student deelt het portfolio een week voor de eindbeoordeling met zijn begeleiders. Het portfolio is gevuld conform de eisen die aan de bewijsvoering van rijke bewijzen worden gesteld en voldoet aan het taalprotocol.
Beoordelaarsinstructie eindbeoordeling
Adviesbeoordeling mentor en schoolopleider
Voorafgaand aan de eindbeoordeling stellen de mentor en schoolopleider een adviesbeoordeling op van het praktijkdeel (Worddocument). Zij vullen hiertoe het praktijkdeel aan op het beoordelingsformulier en geven feedback, feed up en feed forward op de bekwaamheidseisen. Op basis van het beoordelingsformulier wordt een adviescijfer in hele cijfers genoteerd.
Het betreft een holistische beoordeling per set aan indicatoren ten aanzien van de bekwaamheidseisen vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch. Bij de beoordeling is de beeldschets het uitgangspunt. De indicatoren die geformuleerd staan bij iedere bekwaamheid geven een nadere invulling van wat we onder de betreffende bekwaamheid verstaan in deze fase van de opleiding.
Voorbereiding gesprek door instituutsopleider en schoolopleider
De instituutsopleider en schoolopleider bestuderen het portfolio en bekijken of de drie bekwaamheden en de indicatoren van de verantwoording terugkomen in het portfolio. Naar aanleiding van de ingeleverde bewijzen stellen ze vragen op die ze meenemen naar het gesprek. De indicatoren van het onderdeel verantwoording die niet of onvoldoende zijn aangetoond in het portfolio, kunnen verder worden bevraagd tijdens het gesprek.
Presentatie student
De student krijgt 10 minuten om diens ontwikkeling ten aanzien van de bekwaamheidseisen te presenteren. De student kiest zelf de vorm van de presentatie met als uitgangspunt dat deze aantoont dat aan diens bekwaamheidseisen voldaan wordt, onderbouwd met voorbeelden en zonder exacte herhaling van diens portfolio.
Vervolgens is er 20 minuten waarin de instituutsopleider en schoolopleider doorvragen op het aangeleverde portfolio, de presentatie en het praktijkdeel. Indien de student dit prettig vindt kunnen de vragen ook direct tijdens de presentatie gesteld worden.
Na 30 minuten verlaat de student de ruimte en stellen de instituutsopleider en de schoolopleider samen de beoordeling op. Zowel het praktijkdeel als het verantwoordingsdeel worden meegenomen in het eindoordeel. Het praktijkdeel kan mogelijk worden bijgesteld door de instituutsopleider op basis van de presentatie en het gesprek. Bij het verantwoordingdeel dienen alle criteria aangetoond te worden. Daarna wordt het eindoordeel toegelicht aan de student en wordt er naast feedback op de prestatie en ontwikkeling ook feed forward gegeven: wat zijn ontwikkelpunten voor de student?
Rollen
De instituutsopleider heeft een dubbele rol: hij is naast gespreksdeelnemer tevens gespreksleider en bewaakt de procedure. Hij borgt dat alle criteria van het verantwoordingsdeel in het gesprek voldoende aandacht krijgen om ontwikkelingsgerichte feedback te kunnen geven.
Normering en cesuur
Normering: alle punten worden opgeteld en gedeeld door 4 en dat is het eindcijfer voor het leren op de werkplek. De student moet voor ieder onderdeel minimaal 6 punten halen. Indien de student op één onderdeel onvoldoende scoort is het eindcijfer een 5. Indien een student op twee of meer punten onvoldoende scoort is het eindcijfer een 3.
Aantal punten/4 = eindcijfer.
Na het gesprek
- Na het gesprek stelt de instituutsopleider de formele beoordeling van het praktijkdeel vast en weegt daarin de gegevens en de condities waaronder het werkplekleren heeft plaatsgevonden.
- Daarnaast stelt de instituutsopleider na advies van de schoolopleider de beoordeling van het verantwoordingsdeel vast. De student moet op elk criterium een voldoende hebben behaald.
- Na weging van beide onderdelen wordt er een summatieve beoordeling voor de eindbeoordeling toegekend in de vorm van een cijfer.
- De beoordeling moet minimaal een 6 zijn voor een voldoende resultaat. Daarnaast moeten alle afzonderlijke bekwaamheden voldoende zijn. Onderdeel 1,2 en 3 worden holistisch beoordeeld. Bij onderdeel 4 moeten daarnaast alle criteria aanwezig zijn.
- Het formulier wordt digitaal gedeeld met de student, schoolopleider en de instituutsopleider. De instituutsopleider zal het beoordelingsformulier opslaan in Osiris en Sharepoint.
Als de liostage onvoldoende dreigt te worden
Door verschillende oorzaken kunnen zich tijdens een liostage problemen voordoen. Het is van belang, dat dit zo vroeg mogelijk wordt gesignaleerd en dat actie wordt ondernomen door de student en diens begeleiders. Soms kan het noodzakelijk zijn, dat na overeenstemming met alle betrokken partijen de lio-overeenkomst beëindigd wordt.
Bij gesignaleerde problemen wordt zo spoedig mogelijk een voortgangsgesprek gevoerd met alle begeleiders.
Indien de liostage herkanst dient te worden, wordt het formulier ‘Besluit tot herkansing liostage’ ingevuld door de instituutsopleider, de schoolopleider en de mentor en ingeleverd bij het stagebureau. Dit formulier dient opgeslagen te worden door de instituutsopleider op Sharepoint en Osiris.
Indien de liostage op de betreffende basisschool niet verder gecontinueerd wordt, neemt de instituutsopleider van de pabo zo spoedig mogelijk contact op met het stagebureau en de studieadviseur. De studieadviseur nodigt de student uit voor een gesprek en bespreekt de mogelijkheden voor een vervolgtraject.
Beroepshouding in de beoordeling
Wij verwachten van onze studenten dat zij ook op de opleidingsschool tijdens het werkplekleren handelen volgens de basiswaarden die tevens in het beroep van leraar basisonderwijs uiterst belangrijk zijn.
Wij vinden deze basiswaarden zo belangrijk, dat ze zijn verwerkt in de beoordelingsformulieren van het werkplekleren. Indien een student niet voldoet aan de eisen van de beroepshouding, wordt het werkplekleren zonder meer beoordeeld met een onvoldoende. Het praktijkdeel van het beoordelingsformulier moet echter ook bij een onvoldoende beroepshouding volledig worden ingevuld. De beoordeling dient immers als input en richtlijn voor het verdere leerproces van de student.