Formatieve toetsing
De student, de schoolopleider en de instituutsopleider voeren vier keer per jaar een voortgangsgesprek. Als het in diens planning past, sluit de mentor hierbij aan. Tijdens dit gesprek toont de student aan, aan welke criteria van het werkplekformulier van de betreffende module deze heeft gewerkt en welke activiteiten zijn uitgevoerd. Op basis van het gesprek stelt de student nieuwe doelen op ten aanzien van de beroepsprestatie ‘lesgeven en begeleiden’. Deze doelen worden opgenomen in het volgende POP.
Summatieve toetsing
De summatieve toetsing van elke module in het nieuwe curriculum wordt gedaan door de beoordelaar van de module. Deze neemt de feedback op het beoordelingsformulier werkplekleren mee in de eindbeoordeling van de module. Praktijk en theorie worden in samenhang beoordeeld.
Aan het eind van de opleiding, bij module MN (de afstudeerstage stage), toont de student in een criterium gericht interview aan dat hij startbekwaam is ten aanzien van de beroepsprestatie ‘lesgeven en begeleiden’.
Het kan zijn dat de student zich in de praktijk nog niet voldoende heeft ontwikkeld met betrekking tot de criteria van de desbetreffende module. De student zal meer tijd op de werkplek of een intensievere begeleiding nodig hebben.